Waarom we allemaal beter zijn dan gemiddeld bevat 52 columns van Ben Tiggelaar, die voor de gelegenheid hier en daar wat zijn herschreven. De titel is natuurlijk al een lekkere binnenkomer. Ik kan zelf bijvoorbeeld heel goed autorijden. Veel beter dan gemiddeld, als ik zo om me heen kijk. Maar hoeveel mensen zouden dat ook denken? Ik ken de cijfers hierover niet, maar ik gok: meer dan de helft.
Waarom eigenlijk?
De titelverklaring, en het antwoord daarop, krijg je al in zijn eerste column cadeau, altijd lekker. ‘Een belangrijke reden is dat het tegenovergestelde, zelftwijfel, een evolutionair nadeel heeft: je scoort er niet mee bij je soortgenoten’. En vertaald naar de huidige tijd ‘We geven een belangrijke klus liever aan een collega die zeker lijkt van haar zaak, dan aan iemand die aarzelt en dubt over zijn eigen capaciteiten’. Zelf denk ik ook dat mensen met zelfvertrouwen meer proberen, waarvan dingen ook gaan lukken, en zij daardoor verder komen.
Spanningsveld
Column 7 (‘Wanneer collega’s echt bij elkaar moeten zitten’) zette mij aan het denken. Het merendeel van de organisaties stoeit vandaag de dag nog steeds met het spanningsveld tussen mensen terug naar kantoor krijgen en de vrijheid aan medewerkers bieden om thuis te werken. Tiggelaar haalt in deze column onderzoek van Judith en Gary Olsen aan. ‘Volgens hen is het slim om de schaarse tijd samen vooral te besteden aan complexe taken. Aan werk dat geen routine is’. Een reden hiervoor is: ‘Terwijl je praat, let je op allerlei subtiele signalen van collega’s. Je checkt of je boodschap aankomt. Blijkt dit niet het geval, dan pas je je gedrag aan’. En ‘Verwarring die alsnog ontstaat, los je bovendien sneller op als je bij elkaar zit. Juist bij complexe taken, zoals samenwerken aan creatieve uitdagingen of onderling verdelen van nieuwe klussen, waarbij zich de meeste mini-misverstanden voordoen, is die rijkdom relevant’.
Daar kan ik uiteraard inkomen, maar in de praktijk zie ik teams naast elkaar hun nominale werkzaamheden verrichten. Nog steeds goed voor de team bonding overigens, en je luncht met elkaar, waarbij je toch eens op andere gesprekken komt, en je komt andere teams tegen bij het koffieautomaat – zaken die we lang hebben moeten missen. Maar het werk zelf hadden we net zo goed op afstand van elkaar kunnen doen. Terwijl als ik de gedachtengoed van de Olsens volg, is de opdracht om alle werkzaamheden op een hoop te gooien, die in te delen van routine naar complex, en de laatste categorie in te plannen op dagen dat je bij elkaar bent. Lastig. Ten eerste omdat niet elk type werk en team zich voor deze aanpak leent, maar ook omdat de waan van de dag roet in het eten gaat gooien (gechargeerd: ‘sorry, deze vraag kan ik momenteel niet beantwoorden omdat donderdag onze samenwerkdag is’). En zou de realiteit niet zelfs zo zijn dat teams de week zo verdelen dat thuiswerkdagen van de individuele teamleden juist verdeeld worden over de week, zodat er altijd iemand op kantoor aanwezig is? Dat zou helemaal vloeken in de Olson-kerk zijn. Op deze obstakels wordt helaas niet ingegaan.
Waarom we Skinner moeten kennen
Column 50 (‘Skinner: de psycholoog die iedereen zou moeten kennen’) wil ik ook even uitlichten. Ik ken Skinner (1904-1990) nog uit mijn studie Psychologie. Tiggelaar vat zijn gedachtegoed samen als ‘al ons gedrag komt uiteindelijk voort uit onze fysieke en sociale omgeving’. Plausibel. Daarna geeft hij de volgende 3 manieren waarop de omgeving ons gedrag vormt:
- De omgeving heeft in de loop van duizenden jaren via natuurlijke selectie bepaald met welke genetische kenmerken je geboren wordt.
- Onze omgeving bepaalt tijdens ons leven welk gedrag wordt versterkt of verzwakt. We leren door ervaring, omdat sommige gedragingen die we proberen ‘werken’ en andere ‘niet werken’ in onze sociale en fysieke context. Skinner noemde dat onze leergeschiedenis.
- Onze directe omstandigheden bepalen vervolgens welk gedrag uit ons repertoire we hier en nu vertonen.
Aardig relevant en tijdloos, ben ik met Tiggelaar eens. Toch kampt Skinner met een matig imago, door een aantal mistverstanden rondom zijn persoon, die Tiggelaar vervolgens weerlegt. Een daarvan is het idee dat Skinner een kille manipulator zou zijn die mensen via straf en beloning in het gareel wilde dwingen, waar Skinner juist een idealist zou zijn die zich grote zorgen maakte over onze maatschappij en het milieu (toen al!), en vooral heil zocht in het aantrekkelijker en makkelijker maken van goed gedrag. Klinkt mij persoonlijk als muziek in de oren – hadden we maar naar hem geluisterd toen het nog zin had. Ik ben bang dat we nu toch zo ver zijn dat we alsnog met straffen erger moeten voorkomen. Toch klinkt het alsof een aantal politici alsnog het boek dat Tiggelaar aanhaalt moet lezen: De ideale wereld van B.F. Skinner van Pier Prins en Arnold van Emmerik. Die laatste heb ik even opgezocht omdat ik college van hem heb gevolgd! Waarschijnlijk dus ook die over Skinner.
Waarom de rest lezen?
De (meeste van de) overige columns lezen lekker weg. Vaak in de categorie: ik ben het zo eens met elke zin en eigenlijk wist ik dit allemaal wel, maar zou het nooit zo goed kunnen verwoorden. Herkenbaar maar toch verhelderend. Theoretisch maar toch toepasbaar en vergezeld van voorbeelden. Mooie combi’s. Aanrader vanwege inhoud dus, maar ook qua vorm. Het boek leest lekker weg. Ook als je maar 15 minuten hebt, steek je toch iets op. Met een beetje mazzel lukt dat zelfs overdag met een peuter in de kamer, tel uit je winst. Ik heb ze chronologisch gelezen, maar de inhoudsopgave fungeert ook als een soort menukaart waarop je een onderwerp kunt kiezen dat relevant voor je is (van diversiteit tot hoe goede voornemens werken tot het ‘imposter syndrome’).
Inkoppertje maar waar: ik vind deze 52 columns allemaal beter dan gemiddeld.
Over Janneke Raas
Janneke Raas studeerde Sociale en Organisatiepsychologie aan de Universiteit Leiden en is werkzaam als HR professional.
Op persoonlijke titel schrijft ze columns voor Expand.nl, waar deze recensie ook verscheen.