Voor Jan Eeckhout viel het kwartje toen hij een oplossing zocht voor de haperende smartphone van zijn dochter. De Belgische econoom belde vanuit zijn woonplaats Barcelona naar een Amerikaanse helpdesk, waar een senior technisch adviseur in totaal maar liefst drie uur uittrok om te bepalen dat het verouderde model niet compatibel was met de nieuwste simtechnologie. Naarmate de oplossing naderde begon Eeckhout zich af te vragen waarom het moederbedrijf eigenlijk zoveel mankracht besteedde aan een telefoon die op dat moment nog maar driehonderd dollar waard was. Zou het niet veel goedkoper zijn geweest om een toestel met een kostprijs van 150 dollar gewoon te vervangen? ‘Totdat ik na afloop van de helpdeskmedewerker hoorde dat ze bruto slechts twaalf dollar per uur verdiende,’ zegt Eeckhout, vanuit zijn werkkamer op de campus van de Spaanse Universitat Pompeu Fabra, waar hij sinds 2008 hoogleraar is. ‘Dat betekende dat de totale arbeidskosten voor het consult inclusief sociale premies hooguit maar zestig dollar bedroegen. Logisch dus dat een smartphonefabrikant voor dit soort arbeidsintensieve oplossingen kiest.’
Liever machtig dan groot
De anekdote is een typisch voorbeeld van wat Eeckhout in zijn gelijknamige boek de ‘winstparadox’ noemt. ‘Aan de ene kant breken indexen als de Dow Jones record na record. Tegelijkertijd zie je dat de enorme winsten van beursgenoteerde bedrijven zich niet vertalen in een betere economie. Sterker nog, ze leiden er juist toe dat de lonen stagneren, of zelfs dalen.’
Dat komt doordat de ondernemingen die de wereldeconomie domineren liever machtig zijn dan groot, aldus Eeckhout. ‘Als Apple de prijs van een iPhone zou verlagen van 1200 naar 400 dollar zou het bedrijf nog veel meer verkopen dan dat het nu doet. Maar een dunnere marge leidt ook tot een lagere beurswaarde. Vandaar dat Apple er bewust voor kiest om minder te produceren dan de vraag, ook al leidt dat ertoe dat ze veel potentiële klanten moeten teleurstellen, omdat ze hun producten simpelweg niet meer kunnen veroorloven.’
Die dynamiek komt volgens Eeckhout inmiddels in alle sectoren voor, van de techwereld en de bierindustrie tot textiel, telecom en luchtvaart. ‘We denken vaak dat wanneer het goed gaat met bedrijven, het ook goed met de economie. Maar marktmacht is vandaag de dag zo wijdverbreid dat consumptie, productie en de vraag naar arbeid er wereldwijd door worden verlaagd. In plaats van werkgelegenheid te creëren, blijkt winstgevendheid nu juist banen te vernietigen.’
Netwerkeffecten
Grote boosdoener is de digitalisering van de economie, die ondernemingen met een technologische voorsprong in staat stelt om slotgrachten aan te leggen waarmee ze nóg machtiger en concurrerender kunnen worden. Eeckhout: ‘Het is eenzelfde dynamiek als tijdens de tweede industriële revolutie, toen mega-investeringen in bijvoorbeeld spoorlijnen, elektriciteitscentrales en staalfabrieken de titans of industry van toen een doorslaggevende voorsprong gaven. De schaalvoordelen die een webwinkel als Amazon vandaag de dag ervaart met zijn distributiecentra leiden weliswaar tot lagere kosten, maar die worden niet volledig doorgegeven aan de klant. Als er sprake was van een gelijk speelveld zouden de prijzen nog veel lager liggen.’
Overigens zie je die monopolievorming ook terug in de fysieke economie, zegt Eeckhout. ‘Kijk naar de bierproducent AB InBev. Die heeft de afgelopen twintig jaar dankzij allerlei fusies en overnames een positie kunnen veroveren waarbij het bijna een derde van de mondiale markt controleert. En ook daar heeft dat tot hogere prijzen geleid.’
De voortschrijdende digitalisering zorgt er daarnaast voor dat bedrijven ook kunnen profiteren van schaalvoordelen aan de vraagkant, aldus Eeckhout. ‘Hoe meer gebruikers je hebt, hoe groter de netwerkeffecten, en hoe meer marktmacht. Het online veilingplatform eBay is daar een goed voorbeeld van. Die rekent een commissie van tien procent per transactie, twintig keer zoveel als directe concurrent Yahoo Auctions. Waarom zijn mensen dan toch bereid om hun spullen op eBay te zetten? Omdat niemand op Yahoo Auctions zit.’
De magnaten van nu zijn in zekere zin nog machtiger dan de robber barons van de 19e eeuw, omdat ze naast schaalvoordelen aan de vraag- en aanbodzijde over een extra slotgracht kunnen beschikken: informatie. Eeckhout: ‘In het boek verwijs ik naar zelfrijdende auto’s. Die worden getraind op basis van gigantische hoeveelheden gegevens die zijn verzameld uit miljoenen uren rijtijd. Het is immens duur om zo’n database samen te stellen, maar als je die eenmaal hebt dan is je concurrentievoordeel enorm. Of je er nu honderd, duizend of een miljoen wagens mee laat rijden, de marginale kosten om die gegevens te kopiëren zijn praktisch nul.’
Tweedeling tussen managers
De destructieve invloed van marktmacht is op het eerste gezicht niet altijd even duidelijk. Zo betalen de topbedrijven uit Silicon Valley salarissen die vaak fors boven het marktgemiddelde liggen en is de werkloosheid in jaren niet zo laag geweest. Allemaal waar, zegt Eeckhout. Maar achter die cijfers gaat volgens hem een andere waarheid schuil. Zo hebben technologische veranderingen een winner-takes-all-economie voor banen gecreëerd, waarbij een kleine groep supersterren onevenredig grote beloningen krijgt en de rest het nakijken heeft. ‘Daarnaast houden de arbeidsmarktcijfers geen rekening met mensen die niet zozeer werkloos zijn, maar inactief. Zoals de partner van een goedbetaalde directeur die liever thuis blijft om voor de kinderen te zorgen dan een baantje te accepteren van 11 dollar per uur.’
Marktmacht heeft bovendien tot een tweedeling in de managementwereld geleid, aldus Eeckhout. ‘De ironie is dat monopolievorming niet alleen tot exorbitante winsten leidt, maar daar ook een manifestatie van is. Hoe productiever je bedrijf, hoe breder de slotgrachten die je namelijk kunt, en ook moet bouwen. Wat dat betreft hebben Facebook-oprichter Mark Zuckerberg en de mensen die hem bijstaan niets verkeerd gedaan. Maar het gevolg is wel dat je daardoor nu twee soorten leiders hebt: zij die obstakels opwerpen, en zij die ze moeten bevechten.’
Managers uit de eerste categorie behoren tot een gelukkige minderheid die de komende jaren alleen nog maar meer zal verdienen, aldus Eeckhout. ‘De concurrentie om mensen die goed zijn in het bouwen van slotgrachten is enorm. Zoveel ervaring is er immers niet: in de Verenigde Staten zijn er bijvoorbeeld maar drie à vierhonderd bedrijven die de markt bepalen.’
Leidinggevenden in de overige zes miljoen ondernemingen zijn een stuk slechter af: ‘Als ik praat met het Amerikaanse MKB, en daar vallen zelfs bedrijven onder met een paar duizend werknemers, dan merk ik echt dat ze onder enorme druk staan. Ze moeten opboksen tegen techgiganten die enorm veel informatie over hen hebben en die data gebruiken om hun winstmarges aan te tasten. De bedrijfsdynamiek is in tijden niet zo laag geweest.’
Gele hesjes
Die situatie laat zich niet zomaar oplossen, aldus Eeckhout. Het belasten van bedrijfswinsten die momenteel vaak via ondoorzichtige constructies worden weggesluisd klinkt als een goed idee, maar neemt de oorzaak van het probleem niet weg, namelijk dat bedrijven te hoge prijzen rekenen. ‘Zelfs als de vennootschapsbelasting van 10 procent naar 80 procent gaat zal Apple de iPhone nog steeds voor 1200 dollar verkopen.’
Aandeelhoudersactivisme en maatschappelijk verantwoord ondernemen zetten evenmin veel zoden aan de dijk. ‘Natuurlijk is het goed als managers zich om hun mensen bekommeren door ze beter te betalen. Maar je kunt niet verwachten dat bedrijven hun marktmacht uit eigen beweging reduceren als ze zich daarmee ook kwetsbaarder maken voor hun concurrenten. Wat dat betreft lijkt monopolievorming op het milieuprobleem: de kleine stapjes die je als individu kunt maken sorteren nauwelijks effect zolang de samenleving als geheel niet volgt. Alleen gecoördineerde maatregelen, zoals regulering, kunnen de negatieve effecten van marktmacht tegengaan.’
Daarvoor hoeft de wet niet wezenlijk veranderd te worden, aldus Eeckhout. ‘De huidige antitrustregels stammen weliswaar uit een ander tijdperk en zijn niet specifiek geschreven voor tech-bedrijven die hun diensten gratis weggeven, maar de basisprincipes tegen monopolievorming zijn nog altijd bruikbaar.’
Daarnaast pleit Eeckhout voor de oprichting van één centrale mededingingsautoriteit die de economie concurrerend houdt, vergelijkbaar met hoe de Amerikaanse Federal Reserve het financiële systeem laat functioneren. ‘Op dit moment is het reguleren van de markt het domein van een wirwar aan instanties die voortdurend in elkaars vaarwater zitten, zoals het Ministerie van Justitie, het Consumer Financial Protection Bureau en de beurswaakhond Securities and Exchange Commission. Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar het afdwingen van pro-concurrerend gedrag gaat het best als overheidsinstellingen juist níet met elkaar concurreren.’
Het creëren van zo’n supertoezichthouder zal niet zonder slag of stoot gaan, want ‘s werelds meest dominante bedrijven hebben naast marktmacht ook een enorm sterke lobby. Toch is het volgens Eeckhout absoluut noodzakelijk dat politici hun poot stijf houden, want de maatschappelijke druk neemt al jaren toe. ‘De gele hesjes in Frankrijk, Brexit, de bestorming van het Capitool in de Verenigde Staten, het zijn allemaal uitingen van sociale onvrede.’ Hij wijst op de vorige periode van schrijnende ongelijkheid, die pas ten einde kwam nadat Twee Wereldoorlogen het maatschappelijke speelveld met geweld weer gelijk hadden getrokken. ‘Als we als samenleving op onze handen blijven zitten dan vrees ik dat zo’n scenario zich kan herhalen.’
Over Jeroen Ansink
Jeroen Ansink is journalist in New York. Hij schrijft en schreef onder meer voor HP/De Tijd, Elsevier Weekly Magazine en Fortune.com. Voor Managementboek schrijft hij interviews. Ansink voltooide een vrij doctoraal in de Letteren aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en behaalde het certificaat Business Journalism aan de Wharton Business School aan de Universiteit van Pennsylvania.